Topolobampo – Sinaloa
Lief dagboek. Vandaag was een beetje een gekke dag. Na gister negen uur in de trein te hebben gezeten, liep bij het plaatsje El Fuerte de trein bijna helemaal leeg. Enkel de moeder en haar zoon, die de hele rit tegenover me hadden gezeten en af en toe vriendelijk naar me hadden gelachen, vooral de moeder eigenlijk, bleven nog over in de treincoupé. Opeens begon ik te twijfelen aan mijn wens om als enige niet mexicaanse tourist in dit omschreden gebied te zijn. Het gevoel overviel me gewoon opeens, en ik weiger nog steeds dit enkel toe te schrijven aan de kille persoon met baseballcap, zonnebril en snor, die ik niet eerder gezien had en die opeens schuin tegenover me zat en sprekend op El-Chapo leek.
In de taxi van Los Mochis naar Topolobampo zag ik de mooie, maar met donkere wolkenslierten opgemaakte, zonsondergang al dus toen ik aankwam bij hotel Marina was het inmiddels helemaal duister en het is dan altijd lastig om een ‘lay of the land’ te krijgen. Ik kocht twee biertjes bij de receptie, dronk die voor de deur van mijn kamer op, om te zien of er nog meer volk was in dit hotel, en toen dit maar in beperkte mate waar bleek te zijn trok ik vervolgens mijn stoute schoenen aan om een maaltijd te gaan scoren in dit garnalen mekka, want dat beloofde het te zijn.
Ik liep naar mijn gegoogelde favoriete reataurant, dat zo dicht was dat het wel gebarricadeerd leek. Bij een tweede blik echter leek alles hier wel gebarricadeerd. Bij een derde trouwens ook. Ik liep om de hoek de boulevard op en zag dat het daar niet veel anders was. Ik besloot tot het einde door te lopen en kwam, behalve een zoet churros standje, niets behapbaars tegen. Alles was dicht, maar ik hoorde wel overal feestgedruisgeluiden vandaan komen. Ik zat blijkbaar niet in het netwerk. Wel zag ik dat er op een binnenplaats een soundsystem opgebouwd werd, dus dat beloofde misschien toch nog wat.
Ik kocht wat biertjes bij de oxxo en ging terug naar het hotel om voor mijn kamerdeur de tamales op te peuzelen waar ik in de trein niet aan toe gekomen was. Het was pas acht uur ‘s avonds, dus ik besloot even te gaan liggen. Ik had tenslotte nog vier uur voordat het middernacht zou zijn en ik eindelijk al mijn vrienden vanuit een alternatieve tijdslijn gelukkig nieuwjaar terug zou kunnen wensen.
Ik hoorde nog net de cheesy house bij het soundsystem aan gaan, waarna ik in een diepe slaap verzeild raakte. Ik werd nog slechts twee keer wakker die nacht. De eerste keer omdat ik door het zweet droomde dat ik in mijn broek had geplast en dit zelfs in mijn eigen bedachte ideale droomwereld een ongemakkelijke situatie opleverde, en de tweede keer omdat ik droomde dat ik zwanger was en dit juist heel normaal op me overkwam. Beide keren hoorde ik hard gejoel, geknal en gemariachie, maar geen van deze dingen konden me van een verdere diepe slaap weerhouden. Tot zover nog niks geks dus.
Één Januari, negen uur ‘s morgens. Tijd om een ontbijtje te gaan scoren nu eindelijk het normale leven hoogstwaarschijnlijk weer zou gaan beginnen, zoals in good old burgelijk Nederland gebruikelijk is. Ik liep weer dezelfde kant op als de dag ervoor, maar vond nu enkel groepjes dronken mexicanen her en der verspreid over het kleine dorpje, of eigenlijk was het een schiereilandje . . . een soort katwijk in zee dus, op zondag, dus alles was nog steeds dicht.
Ondanks de waarschuwing op booking dat het ontbijt in het hotel enkel een stukje toast betrof ben ik dit tóch maar gaan wagen en tot mijn verbazing ende blijdschap bleek er een zeer goede keuken te zijn. Ik bestelde een omelet camarones met chihuahua kaas, wat lekkerder is dan dat het klinkt, en kreeg weer een beetje hoop op een goede dag. Er was beschaving.
Ik liep nog maar eens een rondje en het bleek nu nog schimmiger te zijn geworden, dan de avond tevoren. Er waren nog enkel groepjes wankelende of rondjes rijdende dronken mexicaanse mannen. Het viel me nu ook op, dat er bijna geen kinderen of vrouwen meer waren, op een enkele dronken en soms hysterisch schreeuwende na. Op zich nog niks vreemd voor mij, aangezien ik dit fenomeen wel ken van teKnival Frankrijk op de vijfde dag. Ik voelde me echter nog niet heel erg op mijn gemak en behalve dat ik een enkele keer wat onverstaanbaars toegefluisterd kreeg door een dronken dame, had ik niet echt het idee dat ik contact kon maken met de lokale bevolking.
Het restaurant in het hotel zou tot drie uur ‘smiddags open zijn, dus toog ik daar om twee uur maar naar toe, om nog een laatste goede maaltijd te kunnen hebben die dag, en dan wel het lang begeerde, en zelfs in één van mijn raps berapte gerecht: camarones a la diabla. Garnalen van de duivel.
Tot mijn spijt werd me medegedeeld dat ze het restaurant eerder gesloten hadden die eerste dag van het nieuwe jaar. Ik kreeg geen sorry of iets in die geest, maar enkel een uitleg dat hun baas het goed had gevonden. Waarschijnlijk omdat ik, buiten de twee op vervoer wachtende mensen, nog de enige persoon in het hotel was.
Nu stond ik voor een dilemma. Ik wilde niet de verwende westerling zijn die alles stipt op schema geopend en gesloten wil zien, maar ik wilde wel graag mijn eten kunnen plannen in een hotel waar dit schijnbaar de enige optie was, dus ik was eigenlijk wel die verwende westerling die alles stipt op schema geopend en gesloten wil zien. Ik kon me gelukkig redelijk bedwingen om niet de karel te gaan uithangen en liet enkel in mijn toon mijn onvrede merken. Toen ik later bij de receptie hetzelfde deed bij mijn vraag naar alternatieve restaurants en de dame vervolgens weer naar de keuken belde, hoorde ik vanaf de andere kant van de lijn zeggen:
‘oh el americano’
Nu wel echt geirriteerd, maar tevens uitdagend lachend, zei ik:
‘No soy americano. Soy de Hollanda!!!’
Eigenlijk verveelde ik me hier gewoon de kleren dus. Ik besloot de stoute schoenen weer aan te trekken en via de andere kant de boulevard te bestieren. Daar langs de douaneposten van de haven zag ik opeens een geel aftands restaurantje met zowaar een uitnodigend bord voor de deur. Een voor deze contreien lange man begroette me hartelijk en gaf me de kaart. Zonder te kijken vroeg ik om de camarones a la diabla. Hij glimlachtte en dook de keuken in.
Tijdens het eten kwam hij met een bammetje naast me zitten en raakten we aan de praat, waarbij we elkaar minimaal één keer een box gaven. Volgens mij was dit toen we erachter kwamen dat we allebij muzikant én vocalist waren. Zijn vader en opa hadden ook allebij dit resturant gehad, en dat was te proeven.
Met enigzins hervat vertrouwen in de sinoaliaanse bevolking liep ik de boulevard weer op. Het was nu wat later in de middag en het begon nu een drukke bedoeling te worden. Ouders lieten zelfs hun kinderen weer uit. Letterlijk, want ze rijden in kleine botsautootjes met afstandbediening. Een visser was bezig de pelikanen te voeren met vers schoongemaakte vis.
Waarschijnlijk was hij bang dat ze in de graatjes zouden stikken. Mamma pelikaan zou ongetwijfeld hetzelfde hebben gedaan voor haar kroos. Al lag de gemiddelde leeftijd van deze kudde pelikanen beduidend hoger, geschat door een leidse stadsjongen. Met alsnog een goed gevoel en hoop voor de toekomst stapte ik de volgende dag de bus in naar Mazatlan om de lokale strandscene te gaan verkennen, om nog niet te spreken van de verschillende versies van de camarones a la diabla, die me nog beloofden te wachten te gaan staan.