Quito
In een rechte lijn vlogen we van Amsterdam rechtstreeks into Quito, onder het genot van een vegetarische aziatische maaltijd, en dan nog wel een verrassend lekkere Indiase curry met roti ook. Ik zat er direct helemaal in. Ik geloof dat Columbus ook ooit deze fout maakte, maar hij zal dan ook wel helemaal lyrisch van roti zijn geweest, zo lijkt me, anders hadden de indianen nu natuurlijk nooit indianen geheten.
Vliegveldje Quito is superkalm, klein, oogt tropisch en je bent er zo weer uit. Bij de aardige taxi chauffeuse kon ik eindelijk mijn spaans weer eens testen en dat ging best bueno moet ik ablo.
Ik had hostel revolution uitgekozen, en al zeg- en beleef ik het zelf, dat had ik weer eens goed geregeld. Gelegen in het oude centrum, in plaats van in het hippe of het ergere harry gedeelte, welke beide met een taxi tóch ook gewoon voor ruim onder de drie dollar soepeltjes aan te rijden waren, en geen twentyfour hour partypeople.
Ik at een pizza- bij de -ria om de hoek. Een klein tentje met felle kleuren dat helemaal vol hing met schilderijen, maar dan ook écht helemaal. In het midden stond nóg een groot schilderij tegen een paal aangeleund, omdat er gewoonweg op de muren geen plaats meer voor was. Zo had ík uitzicht op de achterkant van een urinerende Trump-achtige figuur, terwijl ik mijn best lekkere pizza zat aan te knagen. Tevens proefde ik hier mijn eerste ecuadoriaanse cerveza. Cerveza todos. Daar lijkt me alles mee gezegd. Dat wil zeggen: ik had nóg grotere plannen, maar aangezien mijn dag met zo’n zes uur verlengt was door het tijdsverschil overleefde ik het niet toen ik zo rond 21:00 héél even mijn hoofd te rusten legde op mijn comfortabele bed, met uitzicht op de was ophangende overburen.
‘s Morgens kwam ik pas weer bij en schuifelde ik nog wat onwennig richting het ontbijt, dat tussen acht en negen genuttigd diende te worden, en werd ik door Sandra, het vrouwelijke gedeelte van het eigenaarskoppel, vrolijk begroet met een ‘Are you ready for your breakfast?’, terwijl ze een pan met scrambled eggs onder mijn gezicht hield.
‘Ah, you’re the lucky guy!’, riep ze.
Ik had mijn eerste twee nachten in Ecuador al twee maanden ervoor geboekt, en dat was ongeveer net geweest toen ze de nieuwe prijzen van 2019 erin aan het copy-pasten was, en aangezien een foutje in een klein hoekje zit, zat ik nu dus voor de prijs van een dormbed in een extra luxe hoekje, met mijn eigen deur, en een extra bed voor mijn backpack en de vele rondslingerende spullen.
Twee dagen had ik voor de boeg in Quito en kon dat nu natuurlijk niet meer verlengen, aangezien je nu eenmaal niet van tien dollar per nacht terug kan naar vijfentwintig dollar per nacht. Ik besloot dus eerst even naar carpeDM travels om de hoek te lopen om mijn plekje in de Cuyabeno jungle veilig te stellen. Ik koos de vier dagen, drie nachten optie, en liep terug de bloedverziekende hitte in om volgens de instructies van het leuke spontane ecuadoriaanse travelmeisje tweehonderdnegentig dollar uit een cajero om de hoek te gaan halen.
Natuurlijk verdwaal ik daar altijd even bij en zo ontdekte ik terloops dat het in het oude centrum een vrolijke boel was op straat. Swingende muziekjes en dames in bonte kleuren die met reeds getapte softijsjes in nóg vrolijkere kleuren naar je hengelen of je misschien even een heladootje wil slurpen bij deze snerpende zon, die hier nu eenmaal altijd recht boven je hoofd hangt op de evenaar.
‘Finally!’, zei het travelmeiske lachend, toen ik eenmaal weer terug was, waarna we in gesprek verzeilden over het lekkere eten in Mexico . . . het kan raar lopen.
Honger gekregen van deze gespreksstof besloot ik, in de foodcourt van de central market, mijn eerste ecuadoriaanse ceviche te proberen, bij original Don Jimmy. Al vijftig jaar als topper aangeraden bij tripadvisor. En inderdaad toen ik eenmaal snapte hoe de foodcourt werkte, maakte ik mijn ceviche op smaak met de limoen en de spicey salsa en deed ik me tegoed aan een sapje van de buren, van één van de vele vruchten waar we in Europa geen weet van hebben, en waarvan we nooit de naam kunnen onthouden. Altijd weer een verrassing.
Eenmaal afgerekend hoorde ik pas de extreme regenbui die op het dak van de market kletterde, en vervoegde ik me bij de mensen die op de trap bij de ingang naar het water buiten zaten te staren. Sommigen stapten in de bus die vlak voor de deur stopte. Ik zelf besloot dit momentje van rust te nemen om even te observeren hoe men op de evenaar op de regen reageert, ik ben tenslotte op ontdekkingsreis, en ik moet zeggen men bleef vrij kalm en gelaten afwachten.
Helaas bleef het behoorlijk regenen, waarbij het zo hoog in de bergen ook nog eens vrij snel koud is en blijft. ‘s Avonds besloot ik om deze reden een taxi te nemen naar La mariscal, waar zo’n beetje alle ‘actie’ zich zou afspelen. Een verschrikkelijk oord waar blijkbaar niemand woont en enkel touristen komen eten, drinken en feesten. Na de goede koffie, die hier dan wél weer te krijgen is, bij mijn inmiddels favoriete Juan Valdez in zuid amerika, snorde ik een paraplu op, en besloot de achterafstraatjes te gaan checken voor street-art en achteraf-food.
‘Mexican food?’ riep iemand vanaf een klein tentje in een der achterafstraatjes, waarmee ik me gewillig naar binnen liet lokken. Er is niet veel voor nodig.
Een leuk klein tentje met was mexicaanse inrichtings-elementen en een tafel in de back waar ‘la familia’ zit. Ik kreeg drie taco’s, al pastor, en wat met guacemole doordrenkte nachos. Ik maakte duidelijk dat ik van pittig hield en kreeg daar de juiste pittige strooisalsa bij. Toen ik vroeg welke peper het was haalde hij een plastic zakje uit z’n broekzak waar een stuk gedroogde peper in zat en zei hij dat ik dat in mijn mond moest doen. Dat deed ik natuurlijk direct en beaamde dat het best pittig was, maar érg lekker. Dit waren zijn pepers van thuis, waarop ik op mijn beurt een foto van mijn rookproces van jalapeno’s liet zien, waarop hij weer enthousiast een comlete habanero peper in de olie voor me ging halen, die ik enthousiast verdeelde over mijn taco’s. Kijk daar hou ik nu van, lekker makkelijk, en hij vond het ook tof dat ik lekker mee deed. Toch zo slecht nog niet deze buurt, je moet alleen even achteraf gaan lopen. Story of my life . . .
Mijn tweede quitoriaanse dia ben ik, op donatiebasis, op street-art tour in La Floresta gegaan. Elke dag starten ze om 10:30 voor het swissotel, waarna je meegenomen wordt langs graffiti en street-art, waarbij je veel informatie krijgt over de artiesten, en er tevens gestopt wordt voor een chocoladeproeverij bij Pacari en bij een kunstenaar die met sloopmateriaal zijn eigen huis op de helling van de berg heeft gebouwd en die dit na vijftig jaar nog steeds aan het uitbreiden is. Mario onze gids was zelf kunstenaar, maar moest voornamelijk leven van de donaties van de wandeling, en af en toe het schilderen van een huis. In één kleur dus, wat een nachtmerrie moet zijn voor elke kunstenaar. Dikke fooi dus.
‘s Middags ging het weer regenen, maar ben ik stug in mijn korte broek door de stad blijven taxiën, aangezien ik alweer uit mij hostel gecheckt was. Ijskoud kwam ik ‘s avonds uiteindelijk toch weer terug bij miijn hostel voor mijn tas en om me op te warmen aan twee grote biertjes die ze vergeten waren te koelen.
In het hostel was het zó’n drukke boel aan de eet- en drinktafel, misschien in verband met happy hour, dat ik nauwelijks de verschillende gesprekken kon onderscheiden. Nu ja, behalve ééntje dan . . . van Tim, een noord-amerikaan. Zevenenveertig jaar, supergroot, baan en alles opgezegd om de wereld te gaan bereizen, supernegatief over zichzelf, maar wel eerlijk, sarcastisch en begaan, maar vooral uitleggerig. De hele tijd. Dit fenomeen ben ik wel eens eerder tegengekomen, bedacht ik me. Zo’n typisch amerikaans accent dat op één toon, een allesdoordringende middentoon, áltijd in de uitlegstand staat. Voor dit fenomeen heb ik ter plekke de kersverse term ‘Americansplaining’ bedacht.
Ik trok me maar weer terug met mijn tas en mijn organisatiebezigheden, nam afscheid van het hartelijke hostelpersoneel, en maakte me klaar voor de nachtbus naar mijn volgende avontuur: The Jungle !