Pulau Perhentian
Om half zes ’s morgen werd ik er in een klein slapend dorpje weer uit gezet. De enige gekken die hier wakker waren kwamen allemaal voor hetzelfde. De eerste boot naar Perhentian Kecil. Ik meldde me bij een wachtruimte aan de kade, kocht een open retourtje en voegde me bij de twee hollanders die er altijd standaard lijken te zitten. Gezellige brabo’s dit keer.
Met een volle boot gingen we vol gas en met de punt omhoog het water over naar het kleine eiland. We konden een paar beaches rondom opnoemen waar we eruit gezet wilden worden, dus ik koos voor de verkeerde kant van het eiland, waardoor ik met mijn zware tassen direct weer terug moest steken naar Coral Bay aan de andere kant, en ik al doorgeweekt en uitgeput aankwam bij mijn chalet nog voordat mijn duikcursus moest gaan beginnen . . . En wij eerder allemaal nog het stel uitgelachen dat op honderd meter van het andere eiland op een soort vlot achtergelaten werd, in de hoop dat ze daar dan ook weer met koffers en al door het locale resort vanaf gehaald zouden gaan worden. Dat was dan nog bij het grotere duurdere en luxere eiland. Een groep giechelende aziatische jongeren legden alles vast op film . . . maar dan ook écht alles en écht giechelend . . . waar vind je dat nog? Zij gingen duidelijk, zoals de meeste op de boot, naar Long Beach, de party kant van het kleine eiland. Ik dus ook, maar liep nu stilletjes vloekend in mezelf weer terug naar de eerste stop: Coral Bay, de serieuze chille kant.
Ik had dus voor het shabby backpack eiland gekozen en zag nu zwetend dat er eindelijk een bordje met Aur Bay Chalet voor me verscheen. Recht voor een betonnen geraamte dat waarschijnlijk bestemd was voor de bouw van een welkomst gebouwtje. Er stond een tafel in de open ruimte met een whiteboard waar met viltstift uitchecktijden op stonden geschreven. Het was vol, riep de behoofddoekte dame. Ik liet mijn whatsapp gesprek van twee weken eerder, met allah mag weten wie, zien en kreeg vervolgens een sleutel van een hangslot en een nummer. Iemand zou later wel komen om de incheck écht te doen. Waarschijnlijk de whatsapp meneer. Ik opende het huisje, dat zich boven een stromend watertje, met twee levensgrote monitor lizzards erin, bevond, maar ik heb nooit meer iemand gezien om me in te checken. Ach, zo red ik me ook wel. Twee rijen bungalows met water eronder en gras in het midden, haaks op het strand. Een kleine oase, leek het. Het is sowieso een aparte setup hier op het eiland want in het midden heb je jungle en rondom strand of rots. Groen, zand en zout. Bounty dus gewoon.
Na een roti canai van Fatimah om de hoek, de beste op het eiland, live gemaakt door een meneer die eerst een heel dun deegplatje van een meter doorsnede maakt en deze dan weer tot een bal vouwt en die vervolgens bakt, zodat je meerdere laagjes in je roti krijgt, meldde ik me, drie tenten terug, bij Anti Gravity Divers, waar ik mijn padi-open water course zou gaan doen. Het basis duikbrevet waarmee je over heel de wereld duiken kan maken tot achttien meter diep.
Een enthousiaste australiër begroette me met verschillende vragen, waarbij ik bij de eerste en de tweede direct al een box had ontvangen . . . en weder-gegeven. Ik moest best even omschakelen naar dit actieve duikwereldje, maar had dit ook weer best snel te pakken. Eight thirty de volgende dag aanwezig en nog een box erbij omdat ik al vier van de vijf voor-opgestuurde theorie films had bekeken. Hierdoor zou mijn eerste cursusdag heel wat soepeler gaan verlopen, aldus Andy. Na een duik tussen de boten op dit kleine strandje, liep ik via de thaise massage-tent naar m’n eerste onbekende noodle-gerecht van een heel rijtje gerechten dat ik hier duidelijk moest gaan uitproberen de komende week. Het beloofde een drukke week te gaan worden.
Dag één van mijn duikschool werden eerst alle vragenlijsten doorgelopen die ik bij de films beantwoord had. Vervolgens kreeg ik een proef-examen, waarna ik direct aansluitend soepel slaagde voor mijn eind-examen. Alle foutieve antwoorden werden op een uitbundige manier, met gebaren, tekeningen, voorbeelden en grappige situaties uitgelegd, met een enthousiasme waar zowel Steve Irwin als Freek Vonk, vrede zij met hem, jaloers op zouden zijn.
Na het theoretische gedeelte, waar je voornamelijk leert hoe je met gebaren onderwater communiceert, wat je moet doen bij de verschillende noodgevallen, en hoe je uit moet rekenen hoe snel je weer verantwoord naar boven kan komen als je een bepaalde tijd op een bepaalde diepte bent geweest, zonder dat je dus nare bubbels in je bloed krijgt, de decompression sickness, gingen we door naar de equipment kennis. We moesten onze buoyancy control devices, of BCD’s, ofwel opblaasbaar zwemvest, op de luchtflessen aansluiten, alles testen en vervolgens weer afbreken. Dit een keer of vijf achter elkaar, waarbij er constant strikvragen op ons afgevuurd werden. Voornamelijk of we de kleine lettertjes op de flessen, die regelmatig door elkaar gehusselt werden, wel goed hadden gelezen en onthouden.
’s Middags gingen we dan eindelijk het water in en ervaarden we al direct het voordeel van de cursus doen op een tropisch eiland boven Nederland. Waren de theorie-lessen nog een beetje tegen-natuurlijk geweest, zo op het droge tussen de palmen: ondiep duikwater tussen het koraal en omringd door diezelfde palmbomen is toch nét wel even beter dan een oer-hollands chloorbadje, zo scheen het me toe. De eerste duiken die je maakt zijn namelijk ‘confined water dives’ . . . maar bij gebrek aan confined water op een tropisch eiland, doet men het daar dus op een ondiep stukkie aan een locaal stukkie bounty.
Dat is toch wel helemaal te gek hoor: Jezelf af laten zinken en gewoon door kunnen ademen. Ik had niet verwacht al zo’n dikke duik te maken die eerste dag, waarbij alles nog vrij soepel leek te gaan. Erik onze instructeur, uit New Orleans, nam rustig de tijd om alles uit te leggen. Eerst de briefing, dan de duik, dan de de-briefing en het invullen van het duik-logboek, wat je ook weer nodig hebt als je in de toekomst duiken ergens anders gaat maken. Een soort bewijs van ervaring.
Er zijn verschillende duiklocaties met verschillende omstandigheden die per moment ook behoorlijk kunnen verschillen. Zo werd er soms bij aankomst geroepen dat het niks ging worden en werd er voortgegaan naar een alternatief stukkie duikwater. De tweede dag bij de eerste van drie duiken was het wat bewolkt, onstuimig en golverig. Al na zo’n vijf á tien minuten moesten we de duik afblazen, om dan maar oppervlakte oefeningen te doen. Drijven en flippertechnieken . . . en of ik nu zout water binnen gekregen had, of dat het kwam door de golven, of een combinatien daarvan, ik gaf spontaan een stukje van mezelf terug aan de vissen . . . en niet mijn mooiste stukje.
Die dag was kwa duiken het pittigst. De eerste duiken moesten er vooral oefeningen gedaan worden, en moest je zorgen dat je op één diepte kan blijven hangen. Ik ben blijkbaar een drijver. Zeven kilo’s waren nog niet genoeg om me naar beneden te trekken in het begin. Met je ademhaling moet je jezelf drijvend of zinkend maken, dat is het idee, maar ik bleef maar drijven. Later bleek dat ik bij de oefening dat je je duikbril afzet onder water en deze weer opzet en leegblaast, een gewicht uit mijn zak had laten vallen. Ik dacht op dat moment dat ik door de onderwaterstress geen lucht meer los liet en daardoor aan het drijven was geslagen. Later had ik meer rust en lukte het me met zeven kilo. Nog steeds veel, maar toch. Ik ben gewoon niét onder water te houden, je weet. De resterende twee duiken van die dag waren rustiger en leerden we hoe je de duikfles bij je vaste buddy, shaffiq in mijn geval, weer vastzet en hoe je je buddy lucht geeft, en omhoog helpt, wanneer zijn fles ineens leeg zou zijn.
Dag drie begon de fun. Met hooguit twee technieken per duik was het voornamelijk vrij duiken op diepte. Tot achttien meter gingen we nu. Langs koraal, haaien, scholen vissen en een mega grote chillende bumphead-parrotfish. Nog nooit, buiten de wasmachine, zo’n groot onderwater-apparaat gezien. We waren inmiddels overgedragen aan Sam, omdat de rustigere erik het land uit moest. Dat moet ieder half jaar. Beetje hetzelfde systeem als met de flex-proeftijd-contracten in Nederland. De duikshop zelf was van een Maleiër die je maar zelden zag, en alle leraren en helpers kwamen van heel de wereld aanwaaien.
Sam was een wilde, alsof ze het zo hadden uitgekiend. Een rustige voor de serieuze dingen, en lekker los tijdens de echte duiken. Met veel tattoos en een wilde baard speelde hij een beetje grizzley, maar daar was hij veel te aardig voor. Het bracht wel leven in de brouwerij. Beetje grappige, stoere en jennende dingen roepen, met een zwaar engels accent, maar onder water en bij de briefings serieus en kundig. Een proffesional met een grizzley frontje dus.
Die middag waren we dan dus geslaagd! Inmiddels waren we ook met ons klasje van vier een groepje geworden, dus gingen we erna uit eten en vervolgens coctails dinken op Long Beach. De feestkant, waar ik in eerste instantie was afgezet. Ik was blij dat ik daar niet heel die tijd zat. Bij ons had je alles wat je nodig had. Van alles één of twee tenten en net genoeg mensen om er gebruik van te maken. De meeste waren islamitisch dus of helemaal geen drank, of er werd bier verkocht vanuit een koelbox op een paar meter afstand van het restaurant. Op long beach zat ’s avonds het hele strand vol met mensen, rum, bier, schelle muziek en een dikke vette vuurshow van vier gasten die niet van ophouden hielden. Het stukje lopen waard, maar tijdens je duiklessen wil je er niet tussen zitten.
Het werd een latertje die dag . . . bijna één uur! We hadden tenslotte de extra duik nog de volgende dag. De eerste als gecertificeerde duik amateur dus. Die deden we onder leiding van Chiara, een Italiaanse met een pools-engels accent, bij het polis wreck. Twee gezonken politie-boten net buiten de kust. Het bleek de helderste ervaring op die locatie te zijn sinds ever, volgens alle regulars. Hier mocht ik nu eindelijk ook foto’s maken . . . en dat deed ik.
Super-enthousiast kwam ik terug en probeerde nog één van de andere twee duiken die dag te boeken, maar helaas zaten die al vol . . . en toen deed ik wat doms. Ik besloot het tropische eiland te verlaten . . . . . .
Ik had meer te doen op mijn trip, de vaste klas was ook weg en dan was daar nog mijn chalet. Oh man, mijn chalet, die er van buiten zo oasisch uit zag. Ik had nog geen nacht goed geslapen . . . en niet alleen door de groep van tweeëntwintig Kuala-Lumpiers die de eerste twee dagen rondom me heen zaten.
Ik sliep op mijn lakenzak te jeuken onder de ventilator. Rondom mijn bed liepen mieren, en je weet, dat zijn drukke baasjes, tot in de badkamer liepen ze . . . nou ja, badkamer . . . er waren verschillende kranen op verschillende hoogtes, waar je verscheidene dingen mee kon doen. Wat er niet was, was een doorspoelende wc, geen toiletpapier, en ook geen prullenbak voor als je dat wel had. Het was dus poepen in de plee en dan direct combineren met douchen. Er stond een emmer met zo’n schep die je dan door de wc kon scheppen, waardoor het dan wel of niet wegliep . . . rechtstreeks in het zwemwater van de twee grote reptielen dus. In de hoek van de ruimte zat een putje waar wel alles doorheen liep. Het voelde een beetje of je daar van alles deed en dan de complete ruimte door-trok. Supergoor en superstink . . . dus, dan verlaat je het paradijs . . . en krijg je onherroepelijk spijt!