Kuala Lumpur
Het was in Nederland de heetste en droogste zomer sinds het jaar van de hongerwinter, dus ik was met een soort van pijn in mijn hart weggegaan. De berichten van mijn betaalde weather-app waren namelijk dat het hier in Kuala Lumpur een paar graden koeler zou zijn dan in Holland . . . én bewolkt. Mijn eerste stappen hier buiten echter bewezen direct het tegendeel. De warmte ligt hier als een deken om je heen. Mijn theorie is dat de vele indringende geuren zich aan de warmte vastmaken en er een chemisch proces in gang wordt gezet, waardoor dit alles als een plakkerige laag om je lichaam heen komt te zitten. Ik was dan ook in Chinatown, dus die geurtjes, waardoor ik zeker wist dat ik terug in Azië was, waren weldadig aanwezig.
Mingle hostel ligt aan de rand van Chinatown. Een echt gezellig backpackers hostel met rooftop, balkon, binnenruimtes en een kleine betonnen slaapkamer, waar precies een hoog gemetseld bed in past. Ik zou er graag een foto van bijvoegd hebben, maar de ruimte is te klein om er een foto van te maken. Je kunt gewoon geen afstand nemen. Verder perfect ingericht. Een touw in het midden voor het licht, zodat je die altijd te pakken hebt als je je arm rond zwaait, twee stopcontacten waar wonderwel alle stekkers ter wereld zonder reis-verloop-stekker in pastten en een klein rooster waardoor superkoude lucht toegevoegd werd. Wat heb je nog meer nodig? Oh ja, ramen! Bij gebrek daaraan werd ik de volgende morgen dus pas tegen elf uur wakker, wat bij mij altijd een schrikgevoel van gemiste tijd oplevert, maar wat ik blijkbaar nodig had gehad na die reis . . . én na de eerste Maleise maaltijd in de foodcourt.
Die foodcourt was de eerste sensatie, deze trip. Een grote ruimte met kunstmatig licht en kunstmatige wind, waar rondom het plastic tuinmeubilair échte authentieke keukentjes vanuit alle windrichtingen stonden, en waar de loei-echte vlammen vanuit de grote woks regelmatig ver boven de scheidings-muurtjes met vergeelde foto’s van alle gerechten uit schoten.
Je besteld hier bij de ene kraam bier, bij de andere dit en bij de volgende weer dat. Bij levering betaal je simpelweg direct aan degene die het je brengt. Niet dat gezeur van één terras per kraam, en als je hier zit dan eet je dat niet, maar alles gemoedelijk en chaotisch door elkaar heen. Hier at ik dus eindelijk, na vele jaren aanmodderen, mijn eerste echte kun-pao. Ik bedoel, ik had hem wel eens in Holland besteld, ik had hem wel eens zelf gemaakt en had hem zelfs oorspronkelijk ooit in Seinfeld ontdekt, en wist zeker dat ik hem lekker móest vinden, maar dit bleek dan dus eindelijk de échte real deal te zijn. Met hele meegebakken pepers, waardoor het bier ook extra snel vloeide en ik daardoor waarschijnlijk dus die lange uitslaap van die ochtend had getriggerd.
Het toilet in de foodcourt was ook weer een sensatie op zich. Een sensatie in een sensatie. Gelukkig was mijn theorie van vastklevende geurtjes ook maar gewoon een zelf verzonnen theorie geweest, anders was ik hier mooi even de sjaak geweest zeg. Ook wat je boven in de pot erin plastte, liep vlak langs je voeten gewoon weer naar beneden naar een putje in de hoek. Wat die pot daar dan deed? Zonder pot was het vast beter schoon te maken geweest, wat ik je brom, maar goed, de focus lag hier duidelijk op het eten . . .
Zondag: dag één in Kuala Lumpur dus. Na een koffie en een dikke pittige thaise salade, omdat het alweer lunchtijd was en ik het inclusieve ontbijt dus had weggeslapen, kwam ik erachter dat ik de zondagmarkt, waar ik eigenljk best naar uit gekeken had, óók alweer gemist had. Traditioneel werd deze namelijk op zaterdag gehouden. Nu weet ik best wel dat ik aan de andere kant van de wereld ben, maar hier was ik logischerwijs toch echt niet op voorbereid geweeest.
Gelukkig kun je hier prima dwalen. De hoofdstraten hebben achteraf-straten en de achteraf-straten hebben weer zij-straten, die weer af te slaan zijn in hun eigen zij-straten, waarna je ineens in een soort licht-show rondom de letters Kuala-Lumpur terecht komt, met een fontein die reageert op de klanken van het intro van Star-Wars . . . en dit alles terwijl een lichtreclame zo groot als het gebouw waar het op gemonteerd zit je trakteert op van alles en nog wat, waar je eigenlijk niet op zit te wachten. Rare jongens die Maleiërs, die er overigens met hele fotocamera-installaties voor stonden te poseren.
Zeker als ik was dat ik een goed Indiaas restaurant zou gaan zoeken, zoveel honger had ik toen ik langs een chinees tentje met de authentieke rice and chicken clay pots kwam, en naar binnen gezogen werd.
‘Beware for forgery, this is the real clay pot!’, stond er trots.
Verse kokosnoot ernaast en gaan. Halverwege de maaltijd kwam er een dame afrekenen, erg ongemakkelijk met m’n vieze vingers, maar vooruit. Ik moest echter zó weinig afrekenen dat ik er vanuit ging dat het alleen voor de kokosnoot was. Toen ik eenmaal uitgegeten was en ik tegen één van de rondloop-gasten riep dat ik nu wel wilde betalen werd twijfelend het kokosnoot-vrouwtje weer gehaald, die me stand te pede begon uit te lachen dat ik daar met vijftig ringit in mijn handen stond. Met een ludiek gebaar van je hebt al betaald en nu wegwezen, wees ze deze verwarde blanda soepel de spreekwoordelijke deur. Rare jongens die Hollanders. Door te smalle marktsteegjes wurmde ik mijn afterdiner-dip terug door China-town naar m’n hostel.
De volgende dag besloot ik mijn vertrouwde china-buurtje bruut te verlaten, door uit te vogelen hoe de metro werkte. Dat wil zeggen. Één van de drie niet corresponderende lijnen. Lastig als je niet weet waar je heen wilt. Maar op een gegeven moment had ik een punt gepind en een lijn erbij gevonden. Met één token, zoals op de kermis, mag je de metro in en bij inwerping van deze munt op het juiste uitstapstation lever je deze weer in en mag je er weer uit. Eenmaal buiten zag ik dat ik in de slechte buurt terecht gekomen was . . .
Hoge wolkenkrabbers, dure winkels in grote panden met zulke grote entrees dat ze niet eens op de foto pastten, en dure auto’s die voor je geparkeerd zouden worden, mocht je in de categorie vallen. Echter geen voetpaden voor een wandelaar als ik. Het was er bloedheet en ik wilde er zo snel mogelijk weer weg. Ik was op loop-afstand van de torens die je gezien móest hebben als je in Kuala Lumpur was. Door google werd ik tussen de in aanbouw zijnde torenflats gestuurd, over een klein paadje, dat soms smal was en soms helemaal niet was, langs de voorbij zoevende auto’s en dwars door de hangende smog. Ik voelde me langzaam ongelukkig worden en steeds kleiner door de megalomane gebouwen om me heen. Terug naar de koele, vertrouwde en schone metro zou net zo lang en ellendig lopen betekenen als doorgaan, dus ik ging door. Gelijk Marco Polo.
Eenmaal bij het park en de torens was ik zó heet en doorgezompt door de smog dat ik na een paar foto’s besloot zo snel mogelijk een taxi te zoeken. Bij de grote weg zag ik, voor een foodtruck met een ellenlange rij, ineens een winkelingang die er wat shaggy uit zag en besloot dat ik er toch nog even binnen moest gaan kijken.
Ik liep direct tegen een geimproviseerd bord aan waarop zowel ‘Please turn left’ als ‘Please turn right’ stond. Kijk dat is de verwarring die ik zocht. Ik besloot links om de verbouwing heen te lopen en was duidelijk in de ‘bedijfskantines’van het bedienende personeel terecht gekomen. Maar man man man, wat zag dat er allemaal lekker uit.
Toen ik half rond was, werd ik hartelijk begroet door een enthousiaste indiaas uitziende dude, en of ik niet wat wilde eten? Ik merkte dat ik inderdaad honger had. Ik gebaarde van ‘ja’ en vervolgens van ‘ik heb geen idee wat ik moet kiezen’, uit de vele aluminium bakken die achterin de ruimte stonden. Hij schoot me direct te hulp en laadde mijn bord vol, waarop hij uit verschillende bakken wat vocht er doorheen mengde. Ik greep er een ginger-drink bij en had de beste maaltijd die ik maar kon wensen, zo onder de rijke torenflats. Eenmaal weer buiten bleek ik het nog steeds fokken warm te hebben en beging ik een spontane doodzonde. Koffie met wifi en airco bij de starbucks. Gelukkig schreven ze m’n naam goed.
Midden in de stad bleek er een forest te zijn. Een soort central park van K.L waar je op een hoge houten loopbrug steeds hoger van toren naar toren loopt, tot je helemaal rond bent. Onderweg kun je met QR codes informatie opgooglen. Info op de bordjes zetten doet men niet meer aan. Terug naar je scherm dus.
Op dit moment ontdekte ik ook de taxi’s en de goede gesprekken die je daar dan hebt. Dáár zouden ze eens een televisie programa van moeten maken. Eén van de eerste vragen hier, na je herkomst en je aantal dagen ter plaatse, is of je een familie hebt. Mijn eerste chauffeur vertelde dat hij twee kinderen had, maar dat ze hem hadden verlaten. Het kwam door de smartphone. Daardoor waren ze helemaal van de realiteit afgekeerd geraakt. Het was nu al een aantal jaar zo en hij was ervan overtuigd dat het nooit meer goed zou komen. Ik opperde dat het wellicht een fase kon zijn, dat ik zelf ook zo mijn fases had gehad. Ze zouden vast nog tot inkeer komen als ze zich even goed afgezet hadden.
‘ And then? Maybe we are dead then ‘, antwoorde hij.
We ontdekten vervolgens dat we allebei muziek maakten en dat dat je jong hield. Zo trokken we het gesprek toch nog even een andere kant op. Onder de indruk kwam ik aan op mijn volgende bestemming. Ik besloot vaker de taxi te nemen.
Moe en voldaan stapte ik ’s avonds om tien uur in de nachtbus naar Kuala Besut . . . om geen dag te hoeven missen.