Het huis van ome Johan
Doze Ribeiras
Vrijdag zou volgens Accuweather (één van mijn weinige betaalde apps) de zonnigste dag van mijn totale verblijf worden, dus zorgde ik dat ik rond tien uur kon uitchecken, en een half uur later weer in, zodat ik snel aan mijn snode zonne-plannen van die dag zou kunnen gaan beginnen. Ik opende tegen negenen mijn bananen-hut en zag dat het voor het eerst écht goed regende. Vertrouwende op mijn betaalde app ging ik er vanuit dat het maar tijdelijk was, slokte ik mijn ontbijt-broodjes naar binnen en belde ik Sergei dat ik mijn hangslot in de hut zou achterlaten. Ik werd erg ongeïnteresseerd te woord gestaan en kreeg het idee dat uitchecken niet echt iets van dit eiland is. Je gaat gewoon weg. Het zal er wel iets mee te maken hebben dat hier geen criminaliteit is . . . súpersaai.
Ik stapte door de regen door de plantage mijn droge auto in, herhaalde dit in verband met vergeten zaken nog twee keer en zette vervolgens koers naar Casa do tio José. Zo’n zestien kilomter verderop op de kustweg aan de west-kant van het eiland. Hoe dichter ik in de buurt kwam, hoe mistiger het werd, en hoe harder het begon te regenen. Ik hou er altijd wel van om van te voren een beetje te weten wat ik ga doen, en zo had ik eerder al twee keer tevergeefs gekeken waar mijn volgende geboekte kamer zou zijn, toen ik er toevallig zo ongeveer langs kwam rijden, wat overigens al opvallend vaak was geweest deze trip, maar dat heb je nu eenmaal met wheels en een eiland.
Ik had nu gelukkig een mailtje gekregen met het juiste huisnummer: 29, dus moest het dit keer linea recta gaan lukken, zo leek me. Echter, eenmaal in Doze Ribeiras, kwam ik direct op dezelfde weg al meerdere malen langs verschillende huisnummers 29 geklotst, maar tevens langs heel veel andere nummers ook weer helemaal niet. Ik koos de 29 die het dichtst bij het oorspronkelijke nummer 44 was en probeerde het telefoonnummer van het hotel te bellen, aangezien ik nu voor een afgebladderde garagedeur stond en de bui inmiddels op z’n hevigst was.
Ik bleek, volgens mijn smartphone, niet aangemeld te zijn bij een netwerk en kon dus helaas alleen alarmnummers bellen. Daar leek het me nog iets te vroeg voor. Ik probeerde naar een plek te rijden met 4G voor een download van een plaatje van het hotel, maar ook dat leek absoluut niet te gaan lukken, binnen een straal van 5km. Ik reed terug naar de afgebladderde garagedeur, waar inmiddels een oude vrouw met een paraplu naast stond in de poort. Ik dacht: ‘Bingo!’
Ik wenkte haar naar de auto, stapte halverwege toch ook maar uit, omdat me dat toch iets te luxe leek, en kwam er zo, midden op de weg, in de regen achter dat ze geen engels sprak en gewoon op iemand anders stond te wachten daar in die tochtige poort. Ik bedankte met het enige Portugese woord dat ik kende, schelde stilletjes voor mezelf, en reed weer verder de nog steeds dichter wordende mist in.
Na nog twee keer het dorp heen en weer gereden te hebben, kwam er ineens een vrouw naast me rijden, die haar raampje naar beneden draaide.
‘ Casa do tio José? ‘, kon ik opmaken uit haar woorden, al zou ik het zelf heel anders uitgesproken hebben. Ik knikte van ja, bedankte weer met het Porugese woord, en reed achter haar aan.
Met de paar engelse woordjes die ze kende liet ze me het hele huis zien, waar ik blijkbaar zelfstandig zou verblijven, de komende dagen. Wéér geen gezellige centrale ruimte dus de komende dagen, waar allemaal backpackers bij elkaar komen met wilde standaard verhalen en waar men vanuit de keuken constant in en uit komt rennen met allerlei versgemaakte lekkernijen. Ik moet toch eens mijn booking-skills gaan aanscherpen de komende tijd.
De vrouw zei dat ze dokter was en er snel weer vandoor moest, en dat als ik maandagmorgen wegging ik de sleutels maar naast het hekje achter een betonnen pilaartje moest gooien.
Ineens snapte ik de naam van het huis. Casa do tio José: Het huis van ome Johan. Waarschijnlijk overleden en maar op booking.com gezet als hotel. Dan komt er nog eens iemand over de vloer, moet men gedacht hebben. Ik plopte een biertje open en maakte mezelf thuis. Vandaag werd een mistdag.
‘s Middags toch nog maar even een blokje om het eiland gaan rijden. Letterlijk. Zo rond het noorden begon de mist op te trekken en kwam zo af en toe zelfs de zon door. Bij een pompstation werd me een goed uitkijkpunt over rotsen met hoge golven in de buurt aangeraden, waarna ik weer doorreed naar Saia de Vitoria om eindelijk eens die food-truck uit te gaan proberen waar ik al meerdere malen langs was gelopen en het steeds zielig had gevonden voor de man die erin stond dat ik niks kocht. Zal je zien natuurlijk . . . altijd open, maar net nu dicht. Nou ja, dan moest hij het zelf maar weten.
Zo kwam ik dus uiteindelijk tóch weer in Angra terecht, voor ‘de vis van die dag’. Tevens kwam ik er hier achter dat het carnaval was begonnen. Verdomd, en ik zit hier een flink eind onder de rivieren natuurlijk.
‘ You better stay here, buddy! ‘, riep de barman van de Birou, ‘ Cheap shots! ‘
Ik maakte me snel uit de voeten en reed weer terug naar mijn lonely house on the rocky mountain met sea-view. Hoe dichter ik daar echter bij kwam, hoe mistiger het weer werd. Totdat ik buiten uiteindelijk niks meer zag en binnen in de auto mijn google-maps schermpje aan gaf dat ik thuis was. Nou ja, thuis bij ome Johan dus.
Best raar om in zo’n vreemd huis langs een eenzame donkere mistige kustweg te zitten, met een tv die niet uit kan, een Jezus-schilderij boven je bed en een Maria-beeldje ernaast, waar de naam Fatima op staat. Ik ging dan maar op de leren krakende plak-bank in de woonkamer verder zit-liggen lezen in mijn Murakami, dat zich afspeelt op een berg, waar iemand in z’n eentje in een huis zit en waar een soort overleden gemummificeerde monnik, vermomd als een figuur uit een obscuur vergeten schilderij van de zolder, als idea verschijnt. Alle geluiden waren nieuw in het huis, en dan bedoel ik nu weer die van ome Johan. Het geluid van de tv die niet uit kon wilde ik niet aanzetten, want ik wilde wel horen wat het huis dan allemaal aan geluiden te bieden had, voordat ik weer stil in bed zou gaan liggen. Gelukkig is er geen criminaliteit op dit eiland, bedacht ik me, dus kon ik alles als een spannende film ervaren en me van alles in mijn hoofd halen, zonder zelf daadwerkelijk écht para te hoeven worden. Een betere setting voor de nieuwe Murakami is er niet, kan ik je mededelen.
Blijkbaar was ik nu eindelijk écht helemaal tot rust gekomen, want voor het eerst werd ik wakker terwijl het nog donker was, en voor het eerst, sinds zeker anderhalf jaar, met een heuse rap tekst in mijn hoofd. Het was ook voor het eerst deze vakantie dat mijn opladers nog in de auto lagen, dus moest ik eerst nog even mijn lege telefoon-accu jumpstarten met mijn powerbankd die in de de woonkamer lag op te laden, om zo mijn luttele rap-lijntjes te kunnen noteren. Engels, godzijdank, het was dit keer engels . . . daar kun je tenminste de wereld mee rond.
Ik probeerde weer verder te slapen, maar kreeg nog een tweede stuk tekst, voor weer een ander nummer door. Weer engels. Slapen ging hem niet meer worden dus. Ik keek van Jezus naar Fatima, en dacht een moment na of ik niet tóch gelovig zou moeten worden, of het misschien al was. Het vloeide hier zó lekker in bed tussen dit duo in . . . Tijd voor koffie!
De zaterdag was het knal-zon weer en had ik toevallig nét de whalewatching tour van Aguiatur. Die overigens ook een whalewatching tour mocht heten in het geval we alleen dolfijnen zouden zien, zo werd ons van tevoren uitgelegd. Zo hebben we dus inderdaad ook enkel dolfijnen gespot. Een hoop walvissen gaan in de winter op vakantie naar warmere oorden, zo werd verteld. En geef ze eens ongelijk. Het schijnen hele slimme zoogdieren te zijn. ‘s Middags plonsde ik mezelf nog even in de natuurbaden van Biscoïtos, alwaar het frisse oceaanwater scheutig, tussen de rotsen door, het poeltje in golfde. Ik vond mezelf óók best een slim zoogdier, al dacht ik het zelf.
Zondagmorgen hing er zó’n donkere wolk rond mijn lonely house dat het een wonder zou zijn als die niet zou gaan lekken. Wat hij dan ook al gelijk deed toen ik me een keertje omgedraaid had. Ik schakelde over op een aangepast programma en raakte zo van de regen in Doze Ribeiras in de drup van de carnaval’s optocht in Angra. Ik had een beetje gehoopt op een soort Carribisch carnaval, omdat ik toch echt wel héél ver onder de rivieren zat, maar ook al ben ik in Nederland nog nooit zó dicht bij het carnaval geweest, vrees ik toch dat het hier allemaal net zo verschrikkelijk is als thuis.