Ciudad Perdida
The Lost City
Drie Amerikanen, een Hollander, vier Australischen, twee Engelsen, twee Canadezen, een Francaise, twee Italianen en een Colombiaan zaten in een 4×4 busje richting Ciudad perdida. Dat wil zeggen: we moesten eerst nog even krap uitparkeren van de parkeerplaats in Santa Marta, maar doordat niemand hier blijkbaar de handrem gebruikt, kon dat door simpelweg de auto’s er omheen weg te schuiven, zoals zo’n irritant schuifpuzzeltje van vroeger. Hier was het overigens wél leuk, was iedereen het met me eens.
Eenmaal op de weg begon het te voelen alsof ik in een amerikaanse film zat, of in zo’n survival programma, die mensen die wél tv hebben vast wel zullen kennen. We zaten opgekropt op twee bankjes in de lengte van de achterbak, met de gezichten gedwongen naar elkaar toe. Aslsof we elk moment het vliegtuig uit konden springen richting vijandig gebied.
Natuurlijk zat iedereen direct zwaar aan de smalltalk, waar ik absoluut niet goed in ben, of waarschijnlijker gewoon echt niet van hou. Ik vind het altijd prettiger om eerst wat mee te maken met iemand en gaande weg elkaar te leren kennen. Voor mij is dat een veel natuurlijkere manier, waarbij alle details ook veel beter blijven hangen, dan bij zo’n eerste verplichte kennismaking, maar blijkbaar denkt maar één op de zestien mensen er zo over.
Het hoogste woord kwam van Jdb: een grote amerikaan die in het leger had gezeten, Irak en Afghanistan had gedaan en nu tourguide ergens in de bergen was, met beklimmingen en alles erop en eraan. Met veel gewicht rondlopen was zijn specialiteit en hij had zelfs een setje voor slangenbeten bij zich. Naast dit alles voerde hij ook het woord voor zijn vriendin, die wat timiderder was en voor het eerst zonder haar ouders op reis was.
Eén van de vier uitbundige australischen, waarvan meerdere van britse afkomst waren en elkaar ook goed kenden, maakte de inventaris op, zodat we vooraf wisten aan wie we wat hadden, mocht de pleuris uitbreken in de jungle. De twee engelsen gasten waren allebei piloot, dus ik kwam pas op de vierde plaats van belangrijkheid mocht er ergens een electrisch schuifdeurtje blijven hangen in de jungle.
Na een behoorlijk eindje Santa Marta uit te zijn hield het fourwheel-driven op en gingen we te voet verder, waarbij we nog steeds constant ingehaald werden door motoren met militairen en ander gespuis. We vroegen ons af waarom de hike al begon, terwijl er hier nog steeds twee-wielerig vervoer mogelijk was en zetten onderwijl de steeds schuiner omhoog lopende pas er flink in. Met de zon op standje jet beloofde dit een pittig geheel te gaan worden.
Tegen donker, zo rond zes, kwamen we aan bij het eerste kamp waar we, na van een rots af te zijn geprongen, konden zwemmen. We kregen een goeie maaltijd met rijst, platgeslagen gebakken banaan, plataan of plantaan, en een flinke geroosterde vis. Ik had me eigenlijk opgegeven voor alle vijf dagen vegetarisch, maar bij het zien van deze vis, na deze eerste kennismaking met de inspanning die we te verduren kregen, vond ik het niet meer zo erg dat men dit blijkbaar vergeten was.
De slaapzaal, zonder muren, bestond uit een rij stapel-bedden met muskieten-netten en een rijtje hangmatten. Als je op tijd was had je een bed, was je de traagste dan kreeg je een mat. Deze kampementen kwamen we steeds weer tussen de middag en ‘s avonds tegen, en altijd aan een rivier, waar je dan gelijk ydillisch kon zwemmen. Erg goed geregeld allemaal. Na een half uurtje zwemmen stond de maaltijd klaar, waarna iedereen nog heel even bleef hangen om uitgeput het matje in te duiken. Bier werd er niet gedronken. Zo slim was iedereen wel.
Mister military man was als laatste hoestend het laatste stukje de berg op komen lopen en kreeg sowieso een bed omdat hij het het hardste nodig had. Het was inmiddels acht jaar terug dat hij uit het leger was gegaan en had spontane maagproblemen bij het zien van de berg, waardoor zijn vriendinnetje op elke hoek op hem moest wachten. Ik ben ook niet de snelste van de groep, maar had bij introductie ook niet erg hoog van de toren geblazen. Ik was maar een simpele deuren-monteur, weet je nog. De volgende dag werd zijn leger-tas door de kleine vertaler van de tourguide gedragen, zodat hij wat lucht kreeg, om weer uit te kunnen hoesten. Hij nam het overigens wel allemaal erg humble op, en zong enigzins gedwongen, de rest van de tour een flinke toon lager. Geschikte gast verder in de omgang, dus ik besloot maar niet over het hoe en waarom van oorlogen te beginnen, aangezien we vier dagen op elkaar aangewezen waren, en de inspanning dusdanig was, dat ik mijn adem wel voor iets anders kon gebruiken.
‘s Morgens vijf uur op, half zes ontbijt en om zes uur in de benen. De tweede dag was de langste hike omhoog. Bij de eerste stop, een hutje met water, gatorade, en stukken fruit, die werden uitgedeeld door Cesar, onze tourguide, kwam ik Marijse tegen, die inmiddels de terugweg aan het afdalen was. We hadden niet veel tijd om te beppen, want zij moest door, en ik moest door. We hadden immers een superbelangrijke missie : De wereld jaloers maken met foto’s van een stad die rond 600 gebouwd was en pas in 1972 weer ontdekt was door wat tombraiders.
Met onze tourguide Cesar hadden we erg veel mazzel trouwens. Door wat googlewerk was ik er al achter gekomen dat Expotur de beste organisaie was, maar Cesar bleek ook dé man te zijn waar je specifiek om moest vragen. Kleine donkere serieuze colombiaan, die al vijfentwintig jaar, zwaar bepakt, het gebied bewandelde en die zachtjes in het vloeiend spaans, op gezette momenten, de groep toesprak. Juan Diego vertaalde na elke paar zinnen de boel in het engels, waarna Cesar het weer over nam. Als hij sprak was iedereen stil. Zelfs de Australischen.
Tijdens de hike neemt iedereen zijn natuurlijke positie automatisch in. Ik liep de eerste dag op zo’n drie kwart met Barbara, een Chineze uit Brooklyn, achter ons één van de piloten, die ernstig ziek was van de malariapillen, (dáár zouden ze eens een pilletje voor moeten bedenken) en die de hike hijgend met de handen in de zij moest vol maken, waarachter nog een Italiaanse vrouw van zevenenzestig kwam, met twee nordic walkin’ stokken. Achteraan kwam altijd Cesar om te zorgen dat de groep het compleet tot het einde maakte. In de voorhoede liepen het Canadeze stelletje met de Francaise en de tweede piloot, die om het groepje uitbundig grappen makende australische mode-popjes heen cirkelde. Al met al een leuk en bond gezelschap.
Na het vele klimmen kwam ik er achter wat nóg erger was dan dat. Mijn knieën bij het stijl afdalen. Eerst pijn in mijn linkerknie en vervolgens ook in de rechter. Doorbijten maar dus. Gelukkig had ik op advies van Maike, een vriendin die dit eerder had gedaan, enkel-verstevigers bij me, voor háár zwakke enkels, dus daar had ik ook niks aan. Daarom moet je dus altijd van je éigen fouten leren. Ik had nooit eerder last gehad van mijn kniëen, maar blijkbaar was vier dagen ongetraind de berg op en af klimmen net even teveel voor ze. Een wijze les, die ik niet zag aankomen: Bij terugkomst in Nederland: ‘Back to martial art school, you lazy f*ck !!!’
Het doel heiligde echter wel de inspanningen. Het was een bizarre plek, waar we uit kwamen, ook al waren alléén de funderingen nog maar intact. Anders dan de Machu Pichu waar ook de muren nog staan. Hier waren die blijkbaar ook van hout gemaakt, zoals we konden zien bij de indigenous, hen die dicht bij de natuur leven, familie, die daar nog om de hoek woonde. Cesar vertelde uitgebreid over de plek en over de stammen die nog wél in afzondering in de jungle leven. Zij hebben nog geen contact gehad met de buitenwereld. Ook vertelde hij over de para-militairen die het gebied wilden overnemen voor de cocaïne landbouw, en over de Amerikaanse regering die gif in het gebied had gesproeid, waardoor nu ook de avocado’s niet meer wilden groeiden. Al met al een leuke buurt, die de wandel best waard was. Ook weer terug. Ik besloot terplekke de hike, ondanks alle pijn, tóch maar in vier dagen te volmaken, in plaats van vijf, aangezien ik enigzins in tijdnood aan het komen was, door het te lang blijven hangen op de vele vette plekken in Colombia.
Een aantal van de Australischen, en de oude dame, waar ik het wél van begreep, namen de laatste dag een ezel, om de steile helling af te rijden. Ik kreeg het laatste stuk een motor-taxi aangeboden, maar besloot om de wandel dan potverdompjes ook met de benenwagen af te maken ook. Als ik de steile stukken achteruit liep viel de pijn enigzins mee, was ik achter gekomen. Het ziet er dan wel niet uit, maar volgens mij nog wel beter dan met een iphone op een ezel, die het toch ook niet heel makkelijk leek te hebben.
Eenmaal weer terug in Santa Marta, kwam ik direct de Rotterdammer weer tegen, die me een raar omgedraaid handje terug gaf. Waarschijnlijk had ik een box moeten geven, bedacht ik me later, omdat een open hand geven op de boulevard nog wel eens een body-search van de policia kon opleveren. Er stond natuurlijk nog steeds fout op zijn voorhoofd. Ik besloot op dit punt om zo snel mogelijk Santa Marta weer te verlaten, ook aangezien de missie nu voltooid was.
Ik kwam in mijn dorm, bij een snel uitgezocht hostel, aangezien ik een dag eerder terug was, en ik pas voor de volgende dag een hostelreservering met een zwembad had gemaakt. Je kan ook echt niks plannen hier. Nog geen minuut in de dorm en er begon direct een drukke canadees de standaard traveltalk-riedel als een gek af te steken. Ik was doodmoe van de wandel, alles was vies, en ik was nog volop alles aan het verwerken, dus dit trok ik nu écht even niet. Ik rende naar de balie, veranderde de dorm voor een te grote kamer met twee bedden, en spreidde al mijn zooi uit over de hele kamer. Eigen territorium, nu! . . . en eigen chaos eerst 😉 Rust . . .