Ciudad de Guatemala
Guatemala stad
Na een, niet nader te beschrijven, doodsaaie en vermoeiende, vliegreis, met een zes uur durende ongewilde tussenstop op Houston, waar ik, terwijl ik niet eens van het vliegveld af wilde, securitywise, nog het meest door de mangel werd gehaald van de hele reis, kwam ik uiteindelijk aan op een klein vliegveld in Guatemala-Stad.
Na binnen twee cajero’s, zoals ze de pinautomaten hier noemen, genegeerd te hebben, omdat alleen credit cards aangenomen werden, kwam ik er buiten natuurlijk weer eens achter dat er daar helemaal geen pinautomaten meer waren, maar alleen mensen die wat van me wilden en taxi’s die ook gewoon met geld betaald wilden worden.
Alle waarschuwingen in acht genomen dat Guatemala-Stad erg gevaarlijk is, besloot ik om maar niet te gaan dwalen voor een toevallige cajero, maar om gewoon zonder lokaal geld in de taxi te stappen, in de hoop dat de taxi-man toevallig zat te springen om Amerikaanse dollars.
Dat bleek inderdaad meer het geval dan ik in eerste instantie gehoopt had, en zo betaalde ik met twintig dollar twee keer zoveel voor mijn eerste ritje vanaf el aeropuerto naar Hostal Teatre International in zona uno: het oude centrum. Ik vond het allemaal wel best zo. Ik wilde enkel een hostel en een bed, en het liefst een combinatie daarvan.
De stad bleek, op wat rondhangend volk na, uitgestorven te zijn en in bijna dito staat liet ik mezelf afdroppen voor een kale poort in een nóg kalere berolluikte avenida.
Koud was het ook. Blauwbekkend liep ik langs het evenzo blauwe zwemwater, dat vanaf de binnenplaats bij harde wind zo tegen het raam van mijn kamer aan zou kunnen klotsen. Deze locatie van het zwembad maakte het wél weer mogelijk om de volgende morgen, nog van onder de karige dekens, een jaoersmakende foto naar het thuisfront te sturen.
Zelfs ‘s nachts ademde het hostal al een tranquillo sfeer, die ik nu voor mezelf nog maar even fakete, voor de eerste selfie voor het thuisfronttotdat ik zelf in die staat zou zijn beland. Via de kastspiegel met een biertje in de hand en een geschilderde travelspreuk op de achtergrond. Hierna viel ik gauw in slaap, wat overigens nog niks met tranquillo te maken had, dát kwam echt de volgende dag pas . . .
. . . en wel direct toen ik wakker werd. Ik zat er meteen in. Ontbijtje met pancakes, slappe soepkoffie en een travelpraatje, om vervolgens de straat op te slenteren voor de cajero. Na alle gevaarlijke verhalen over Guatemala-Stad had ik verwacht snel weer terug te zijn in mijn hostel, maar verrassend genoeg voelde ik me er prima op m’n gemak. Tegen de tijd dat het donker werd en ik mijn eerste street taco’s leeg stond te lekken boven een kraampje, hield ik zelfs al een beetje van die stad.
Al gelijk die morgen, toen ik na m’n eerste échte Guatemalteeks bakkie nog niet eens bij het centrale plein was aangekomen, was ik al vol in gesprek met een man die enthousiast met me op liep. Een oud Maya die wiskundeleraar in een, naar eigen zeggen, simpel dorpje was en naar Guatemala-Stad was gekomen om met ngo-korting naar de tandarts te gaan.
Lopend en babbelend over het centrale plein werd ik toegeroepen door wat rondhangers, die dat naar alle westerse voorbijgangers doen. Ik negeerde het mu maar, omdat ik druk in gesprek wasmet de wiskundeleraar en ik sowieso niet verwachtte dat de conversatie er erg op vooruit zou gaan.
Weer een stukje verderop wilde ik eigenlijk wel weer van mijn gesprekspartner, die inmiddels alweer in herhalingen aan het vallen was, af en zei dat dan ook netjes. Niet dat hij in herhaling viel, maar dat ik even rond wilde gaan kijken waar ik nu eigenlijk be- en geland was. Druk babbelend rondlopend mis je een hoop van je omgeving en ik had juist nét om die reden afgezworen om constant kijkend op mijn smartphone rond te gaan lopen.
Hij vroeg of ik een keertje in de kerk met hem kwam praten, wat ik zelf een rare plek vond, en wat waarschijnlijk ook aan mijn gezicht te zien was op het moment dat ik het woordje ‘church’ herhaalde. Ik kan dat soort dingen altijd maar moeilijk verbergen, maar ben altijd wél bereid om erover van gedachten te wisselen.
Hij vroeg vervolgens of ik in het Teatre Hostal zat en nadat ik dat bevestigd had begreep hij opeens waarom die gasten op het plein met me wilden praten en ik daar nu naar terug wilde, naar hij tenminste aan nam: omdat ik natuurlijk aan de drugs zat. Wat anders?
Verontwaardigd bedankte hij voor het gesprek en ging er resoluut vandoor. Blijkbaar zit je óf aan de drugs, óf in de kerk. Een zeer merkwaardige eerste ontmoeting en erg jammer dat ik niet de kans heb gekregen om mezelf nader uit te leggen.
Midden in de nacht werd ik op de dekens wakker met mijn kleren nog aan en één been nog op de grond gebungeld. Nee, ik ga nu niet de Maya meneer alsnog gelijk geven en vertellen dat ik out ben gegaan, maar ik lag gewoon even een super de luxe jetlag weg te ronken, nadat ik om negen uur ‘s avonds vanuit de gezellige binnenplaats ‘even’ wat op mijn kamer was gaan brengen.
Vroeg weer op dus, om direct, zonder boeken of electronica, de ontbijtende binnenplaats weer te betreden. Ik moet namelijk meer contact maken van mezelf. Ik heb de neiging om teveel in mijn eigen wereldje te duiken, waardoor ik niet toegankelijk lijk voor de buitenwereld. Ik kan iets té goed alleen zijn zeg maar.
Als echter het eerste voorzichtige ijs gebroken is ben ik altijd prima soepel in de omgang ben ik achter gekomen, dus voegde ik me daarom, na m’n eerste pancake in de hoek op de bank, bij een tafeltje met mensen waar ik de dag ervoor al wat woordjes mee had gewisseld en waarbij ik een gesprek opving over de Ciudad Perdida, in Colombia, die ik het jaar ervoor beklommen had. Dit leverde me direct wat goede Franse Hip-Hop tips, een gezellige mee naar Antigua reizende inspirerende chick die alles achter had gelaten om een reizend bestaan te gaan leiden, en een spontane vriendschap met een Duitse Mexicaan op.
Met die laatste had ik direct een goede klik en heb ik de hele ochtend nog in ‘de stad die iedereen skipt’ rondgehangen . . . en inderdaad: ik heb in die twee dagen hooguit vier touristen zien lopen, op de drukke hectische markten en straten, waar zoveel te zien, te horen, te ruiken en te proeven is, dat ik automatisch met een grote smile van verbazing rondloop.
In het saaie Holland zit die chaos meestal in mijn hoofd, maar als het erbuiten zit ervaar ik van binnen juist een enorme rust. Héérlijk. Ik kan het iedereen aanraden. Evenals de Guateburger, die met kop en schouders boven de Rubyburger op Houston-Airport uitstak. Texas : ‘De bakermat van de hamburger’, maar dat is blijkbaar alleen in de prijs nog maar terug te vinden. Zelfs de serverende smile is hier gewoon echt.
Zo op deze tweede dag kwam ik al aan bij mijn eerste afwijking van mijn denkbeeldige reis-schema. Het vervolgplan was eigenlijk Coban, maar aangezien het daar nu regende en nóg kouder was dan hier, besloot ik eerst nog maar een paar daagjes iets zuidelijker te gaan, zodat de regen de tijd had om daar weg te trekken.
Om twee uur vijfenveertig dook ik de colectivo, in naar Antigua, die ik in het hostel voor tachtig quetzals geboekt had. Zo’n tien euro. Met de duitse mexicaan sprak ik af dat ik hem later op m’n route in Cancun, of wellicht bij zijn huis in Mexico-Stad nog een keertje op zou zoeken . . . en dit was dan nog pas dag anderhalf . . .