Penang – Footer on a scooter
Rond half vijf werd ik er uitgegooid bij het busstation aan de verkeerde kant van de ferry-terminal. Penang is een eiland dus er moest eerst een zee overwonnen worden. Tegen zes uur kwam de pendelbus richting de terminal en strak om zes uur zat ik met een handje vol mensen op de volle baren.
Véél te vroeg, maar toch redelijk fris, besloot ik met mijn backpack het laatste stukje op de kant te gaan lopen en eerst op m’n gemak een ontbijtje te gaan scoren. Ik wilde nu eens niét iemand wakker schoppen omdat ik zelf voor de nachtbus gekozen had, om een dagje uit te sparen . . . en een beetje avontuur te winnen.
Alles bleek hier echter nog potdicht te zitten. Tot ik een klein standje op de hoek van de stoep zag, waar een dikke chinees op een plastic tafeltje hing met een bakkie koffie en wat te snaaien. Ik dacht: ‘Dat ga ik ook doen!‘
Ik kreeg een koffie met de melk en suiker er al in, krijg dat er nog maar eens uit, en wees naar een samosa en iets dat op een lemper leek, maar dan gifgroen van kleur was. Ik was in Little-India aangekomen. De indiase buurt van Georgetown, Penang.
Eenmaal bij mijn hostel had ik nog iets meer dan een uur te overbruggen, dus legde ik mezelf en mijn backpack op een stenen bankje er tegenover en viel in slaap. Uiteindelijk toch nog in de goot beland, ma!
Al bij het inchecken bij het ‘House of Journey hostel’ merkte ik dat er wat mis ging met mijn rechter-voet. Hij was opgezet. En het kleine wondje dat er na het duik-avontuur op zat, werd iets groter en al wat rijper van kleur. Ik had meerdere van dit soort wondjes opgelopen en ze waren me tot nu nog maar nauwelijks opgevallen . . . maar deze begon nu duidelijk de aandacht te trekken. Ik trok op mijn beurt mijn medi-kit, maakte de boel schoon met alcohol en sterilon en plakte er een pleister op om verdere bacteriën buiten de deur te houden.
Hapsieflapsie, dat was geregeld. Ik dunkte mijn spullen in mijn bunkbed en dook de local bus in richting het strand, om mijn voeten eens goed in het zout te weken. Als hollander heb je die logica, maar bij een constante temperatuur van dertig graden in het zeewater schijnen bacteriën sterker te worden dan het zout . . . maar goed, dat is wijsheid van de achteraf-bank.
Ik moet zeggen het was een mooi strandje als je tussen de resorts doorsneakte, en dat kon via de tuin van de starbucks, had ik me in het hostel laten vertellen . . . maar waar je hier ook komt, je zwemt altijd tussen de benzinedampen, en zo nu en dan komt er een compleet onervaren rand-debiel op een waterscooter op je af. Hij nog banger kijkend dan jij. Of ik niet wilde para-sailen, werd me meerdere malen gevraagd . . . maar nee, ik wilde slechts mijn voeten weken, een ginger-frisdrankje tegen de ontsteking halen, en dan weer snel de benen maken.
Met wat ibuutjes was de pijn nu ook weg, dus ging ik nog even op zoek naar wat onstekings-remmende gember en kurkuma . . . zo van: dat voetje regel ik zelf wel even. Waar beter is dat te vinden dan in Little-India. Mijn eigen lokale buurtje. Hier kun je tevens je kont niet keren of er staat er eentje naans te bakken of samosa’s te klappen. Ik had Maleisïe inmiddels culinair sowieso al hoog zitten, maar in Penang wist ik het zeker: Maleisië is de modderfokkenshitbom wat eten betreft. Alles wat je hier eet is gewoon bizar lekker en van verdomde goede kwaliteit. De locale Laksha, pittig zoet en munt, de thaise Tom Yum, pittig, zoet en zuur, of de indiase Vindaloo, pittig en zurig . . . allemaal de bom. Ik heb het idee dat ik hier beter indiaas gegeten heb dan in India, maar ik zou voor de zekerheid nog even een keertje terug moeten, om het zeker te weten. (terug op de bucket-list dus) Jammer voor jullie is er nog geen smaakjes-printer, dan had ik vast en zeker wat overgezapt, maar man, man, man . . . gelukkig heb ik de foto’s nog.
Na een veel te lange nachtrust om de nachtbus van de nacht ervoor te compenseren zat ik met een opgezwollen dilemma . . . nou ja, eigenlijk liép ik met dat dilemma . . . én de lcoal bus, die zag ik ook niet echt meer zitten. Nog nooit in zo’n traag apparaat gezeten . . . . en dan vind ik het normaal altijd nog wel leuk als in een ver land alles wat gekunsteld gaat. Duizende stops en daar tussendoor file en kruispunten. Als ze een ideeënbus hadden gehad zou ik opperen om de bushaltes bij de stoplichten te maken, en daar ook gelijk de opstoppingen te doen, dan sla je drie vliegen in één klap en heb je nog wat rij-tijd zo nu en dan.
Nu het ‘s morgens in de dorm nog even lekker koud was van de nachtelijke airco, lapte ik mijn voet op, liep ik naar de prullie voor mijn disposals en zag ik bij het hostel reglement, waar je normaal niet naar kijkt, dat er ook scooters gehuurd konden worden. Voor vijfendertig ringit per dag. Zeven eur. Ik melde me bij de hostelguy en deze belde direct naar de scooterguy.
‘ Sit down, he will be here in a minute! ‘
Ik was nog niet gaan zitten of een malle maleis met door-mekaar-haar kwam naar binnen rennen.
‘Aaaahh, you a big guy ‘, zei die, en maakte wat wilde gebaren om me heen.
‘Come, come, come . . . sit! ‘
Ik moest bij hem achterop springen zodat we naar z’n shop konden gaan. Hij bleef maar malle dingen roepen, waardoor ik door de hostelgasten aangekeken werd zo van: ‘Jij durft!’
‘What did you hook me op with?’, riep ik nog naar de hostelguy, maar we verdwenen alweer om de hoek, naar z’n scooter-uitbaterij. Slecht twee straten verderop, maar genoeg om het mij daarna nooit meer te doen vinden.
‘Be carefull with my scooter, hûh! ‘
Ik gaf hem de vijfendertig en een honderd als onderpand, waarna hij met drukke gebaren alles aanwees wat ik diende te weten van de scooter.
‘ And what about insurance? ‘
‘ No insurance, just be carefull with my scooter, slow in the corners, hûh, now go go go!! ‘
Hij duwde me zowat op de scooter en woof me wild de weg op.
Het eten is hier in sync met de verdwaalbaarheid. Nog nooit heb ik ergens zo goed kunnen verdwalen als hier. Ik voel me hier net een goudvis. Alles lijkt onbekend maar toch ook weer bekend, en ik heb geen geen idee welke van die twee het daadwerkelijk is. Op de scooter ging het allemaal gelukkig wat beter. Al is het wel even wennen met al dat verkeer dat door elkaar over de één-richtings-verkeers-wegen rijdt, en de rotondes die de andere kant op dienen te worden genomen, in verband met de vroegere engelse overheersers. De voet kreeg nu zijn welverdiende rust, en toen ik eenmaal ontdekt had dat ik, met mijn oordoppen in, verbale instructies van google-maps kon krijgen terwijl ik naar The Doors luisterde was het helemaal compleet. Hard meezingend, omdat toch niemand je boven alle herrie uithoort, zapte ik van bestemming naar bestemming.
Leek mijn voet de tweede dag nog iets te slinken . . . de derde dag was het precies andersom. Ik had inmiddels al twee keer mijn hostel en mijn scooter verlengd omdat ik zo toch écht niet de jungle van Taman Negara in kon. Dan hier maar met de boot naar monkey beach. Dat ligt in het national park van Penang, maar kun je buiten de hike-paden ook per boot bereiken. Ik betaalde vervolgens natuurlijk veel te veel voor mijn persoonlijke boot en werd afgedropt op een strand waar de waterscooters weer volop tierden en veel te veel touristen liepen, naar mijn zin. Mensen zoals ik dus. Ik haat ze!
Eigenlijk had ik stiekum een beetje verwacht dat ik in mijn eentje op een verlaten bounty-strand met apen afgezet zou worden, maar door alle drukte en benzine-dampen was er geen aap meer te bekennen. Enigzins teleurgesteld ging ik met mijn voeten en de rest in het water liggen weken, totdat ik dat weer zat was en me afvroeg wat ik de komende uren nog zou gaan doen, voordat ze me weer op de afgesproken tijd op zouden komen halen.
Ik liep in de branding door het water, wat verder van de drukte af, omdat er op het strand door het hoge water geen ruimte meer was om te lopen, en wade mezelf om een gekunsteld boomhut-achtige constructie heen, waar een vrolijke Maleiër me plotseling begroette. Davey, een vrij jonge gast, die dus al jaren in dat hutje woonde en wat bier, eten, kleding en wiet verkocht. Voor dat laatste bedankte ik, maar met een biertje in de hand liet ik me soepel in de hangmat zakken, echter niet voordat ik een gekleurd plastic dingetje met mijn naam, de datum en mijn wens voor de wereld had gemaakt, ‘No borders, one world!‘ en die bij de honderden anderen rondom mij heen had geknoopt, die allemaal vrolijk in de wind hingen te klapperen, bij het minste of geringste zuchtje. Voor twee uurtjes was ik even helemaal ergens anders. Ik kon er blijven kamperen, zei hij, dat deden er meer. en allemaal zagen ze er op en top relekst uit.
‘ Let’s make some seafoot ‘, riep davey ineens,
en iedereen vond het een goed idee . . . en er werd direct werk van gemaakt . . . en ook al hing mijn voet vlak voor mijn neus in de hangmat nog steeds paarser te worden, ik was het allemaal even helemaal vergeten.
Totdat ik weer opgehaald werd en de bootman vroeg wat er met mijn voet was. Ik googelde snel een medical centre en zag dat ik nog een uur had om daar te komen. Kon ik eindelijk eens kijken hoe hard die scooter nu helemaal echt ging.
Best hard dus! Terwijl mevrouwtje google de instructies in mijn oor riep, knalde ik de scooter drie keer door rood, dwars over het eiland, om me nét op tijd bij de international balie van het Penang Medical Center te kunnen melden.
Of ik daar al vaker was geweest?
‘ eeuh, nee . . . ‘
Nou dan moesten er eerst formulieren ingevuld worden. Net zoals in Holland dus. Zorgvuldig liep het meisje alle vragen af, terwijl de andere twee zo nu en dan giechelden. Bij de vraag of ik een religion had, keek ik haar verschrikt aan.
‘ It doesn’t matter. I don’t have a religion, either ‘, zei ze lief . . . en inderdaad, ze was de enige van de drie zonder hoofddoek. Ik zei dat ik het ook niet erg vond om geen geloof te hebben, maar dat het in Nederland verboden was om als organisatie naar een religie te vragen en dat in een database te zetten. Daar schrok zij dan weer een beetje van en nadat ik haar gerustgesteld had dat ze nú niet in overtreding was, omdat we niet in Nederland waren en had uitgelegd dat we daar nu eenmaal een beetje een gedoetje mee hadden gehad zo rondom de tweede wereld oorlog, en ieder land zo weer zijn eigen geschiedenis heeft, gingen we alsnog weer verder met de vragen. Ik knoop op dit soort momenten altijd een beetje vreemde gesprekken aan ben ik achter gekomen. Het zullend de zenuwen wel zijn . . .
De meeste doktoren waren helaas al naar huis, zei ze, maar als ik eerst even langs ging bij de emergency, wat dan wel een toeslag betekende, dan was ik een apart geval en was er wél weer een dokter beschikbaar, die stond nu alleen nog even te opereren.
‘ Nou ja, dan heeft hij er in ieder geval verstand van. ‘, bedacht ik me, en gaf me volledig over aan de zorgen van de emergency, alwaar wéér wat formulieren ingevuld moesten worden en nu ook mijn bloeddruk en hartslag gemeten werden. Ditmaal door de hoofdzuster. Waarom ik er niet mee naar een doctor was gegaan? Waarop ik antwoorde dat ik dacht dat ik dat nu aan het doen was. Ik mocht even op een bed gaan zitten, waarna ik weer meegesleept werd naar een wachtkamer.
Al vrij snel kwam de dokter die dezelfde diagnose stelde als ik zelf al had gedaan: Opgezwollen voet door ontsoken wond en snel aan de anti-biotica. (en daarna in Nederland weer aan de pro-biotica) Het liefst zou hij me een week later weer zien, maar aangezien ik nog maar één dag op dit eiland zou zijn en ik een week later weer wilde gaan duiken, werd mijn behandeling daarop afgestemd. Twee verschillende anti-biotica kuren tegelijk, zodat je bijna altijd de juiste hebt, anti-zwel-pillen, omdat het er zo niet uit ziet, en een uitgebreide medi-kit om de wond te kunnen behandelen met waterdichte pleisters.
Bij de apotheek ging ik het hele spulletje ophalen en schrok bijna net zo hard van de grootte van de medi-kit als van de rekening. Met deze kit zou ik in Lombok goed werk kunnen verrichten momenteel. Er zaten zelfs pijnstillers bij. Ik zei tegen de apotheekster dat ik helemaal geen pijn had, waarop ze zei dat ze wellicht later nog van pas zouden komen . . . voor je hoofd ofzo. Ze wilde ze nog van de over-gespecificeerde rekening van zes kantjes halen, maar eigenlijk wilde ik wel weg. Nou vooruit, ik ben goed verzekerd . . . toch ?
Gerustgesteld sprong ik op de scooter, voor een maaltijd, een laatste biertje, en wat wifi om uit te googelen of dat, in verband met de anti-biotica, écht de laatste moest zijn de komende week. De meningen waren verdeeld, en dat is dan gelijk een voordeel van een moslim land: Men zegt bij de medicijnen niet dat je niet mag drinken . . .
De dagen erna was Penang niet dezelfde meer, zo zonder m’n dagelijkse duik in de zee. Nog wel een vette wandeling in de spice garden gemaakt, met een speciale poison garden, waar je de planten moest mijden als ware het gevaarlijke dieren, maar ik besloot tóch dat ik verder moest, al zou ik het eten wel héél erg gaan missen. Op de één of andere manier ga ik hier overal met pijn in mijn hart weg. Het is niet te doen.
Toch besloot ik om terug te gaan naar Kuala Lumpur, daar mijn voet nog eens aan te kijken en dan óf naar de jungle, of naar het rustige Malacca te gaan, wat me aangeraden was door één van de tweeëntwintig Kuala Lumpiërs op Perhentian, die direct naast me, met die gitaar, die me samen met de mieren wakker had gehouden een aantal nachten. Van Malacca werd óók al gezegd dat het eten daar zo lekker zou zijn. Gelukkig is het eten grotendeels gezond hier, anders was er nu nog veel meer opgezwollen dan alleen mijn voet . . .
Ojaaaawel, hier kan dat dus!
Echt, wat een super verhaal weer. Leest heerlijk weg en ben er helemaal bij voor m’n gevoel! Regelmatig hardop aan t lachen dus das een goed teken haha! Keep ‘m coming! Geniet!